Met regelmaat werd mij de volgende vraag gesteld. Mario, Het plezier van het voetballen zit ’m toch in het zelf voetballen? Hoe haal je er plezier uit om met een fluitje in je hand en een zwart, geel, groen, of rood pak aan over het veld te rennen? En dat ook nog eens tussen mensen die elkaar het leven alleen maar zuur willen maken?
Mijn antwoord kwam hier op neer: Ik heb collega’s vaak genoeg een boom horen opzetten over de vraag waarom ze ooit als scheidsrechter zijn begonnen. Mij is het ook vaak gevraagd. Je kunt daarover heel moeilijk en ingewikkeld doen. Dan kun je het hebben over maatschappelijke betrokkenheid. Dat je iets voor de (voetbal)samenleving wilt betekenen en dat je het geweldig vindt om andere mensen een leuke voetbalmiddag te bezorgen.
Vaak hoorde ik dat nu actieve scheidsrechters als klein jongetje naar een voetbalveld gesleurd werden omdat hun vader scheidsrechter was of, nog erger, dat enkelen door het bestuur van hun voetbalclub als een soort heropvoedingsprogramma naar een scheidsrechterscursus werden gestuurd omdat zij zich als speler op het voetbalveld met regelmaat niet normaal konden gedragen. Uiteindelijk is het net als met alle dingen in het leven die je veel doet of goed kunt.
Je moet er plezier in hebben. De belangrijkste drijfveer zit in jezelf.
Het is een bepaalde vorm van egoïsme, je moet het zelf leuk vinden, er zin in hebben. Heb je er geen plezier in, begin er dan niet aan of stop ermee. Niet dat ik daarom aan mijn scheidsrechterscarrière begon.
De aanleiding was een toevallige en had er zeker niets mee te maken dat ik het zo leuk vond om een wedstrijd te fluiten.
Er was voor de veteranenwedstrijd geen scheidsrechter aanwezig en er moest zo snel mogelijk iemand worden gevonden. Eigenlijk was ik gewoon een slachtoffer. Toen ik daar eenmaal, noodgedwongen, op het veld stond, duurde het slechts enkele minuten voordat het plezier het ging winnen van het gevoel dat ik door de voorzitter gedwongen was iets tegen mijn zin te doen.
Ik was zo’n doorsnee voetbalkind. Mijn begin was niet anders dan dat van de meeste anderen. Hele dagen, nee eigenlijk de hele week, sleet ik op en rond de velden van ADO. Op een zaterdag – ik was een jaar of twintig – hing ik er wat rond en ze hadden niemand die een veteranenwedstrijd kon fluitenten. Je kent dat wel. Of ik het wilde doen. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat ik ertoe werd gedwongen. Niet dat ik er bang voor was. Op school had ik vaak genoeg een wedstrijd geleid. Had ik een fluitje in de hand geduwd gekregen bij een volleybal- of basketbalwedstrijd.
Ik was ook jeugdtrainer en dan hoort een trainingspartijtje fluiten er ook bij. Plotseling liep ik daar, met een geleend fluitje in mijn hand, tussen mannen die stuk voor stuk mijn vader hadden kunnen zijn. Sommigen waren oud genoeg om zelfs mijn opa te zijn. Allemaal mannen van wie de hersenen sneller werkten dan hun benen. Ze wilden ondanks hun leeftijd nog steeds van alles met die bal, maar die plannen uitvoeren bleek een stuk moeilijker. En natuurlijk was ik er door het leeftijdsverschil fysiek heel wat beter aan toe dan die veteranen. Ik had een kwartje bij me om te tossen. Daar stond ik dan, midden op het veld. Binnen vijf minuten had ik er plezier in. Ik vond het meteen fantastisch. Natuurlijk ging er wel eens wat fout. Riep ik ‘handsbal’ en vergat ik op het fluitje te blazen. Een paar keer liep ik in de weg. Ik was veel sneller dan die ‘ouwetjes’. Maar als je twee keer door een bal wordt geraakt, zorg je er wel voor dat dit niet meer gebeurt.
Het maakte niet uit. ‘Hé Mario,’ zei ik bij mezelf, ‘je bent schéídsrechter.’ Ik werd erdoor gegrepen en al tijdens die wedstrijd bedacht ik dat ik een echte scheidsrechter wilde worden.
Ik heb nog vaak genoeg gedacht dat je als scheidsrechter moet worden geboren. Je bent het of je bent het niet. En op een gegeven moment komt het er dan uit. Het is als met een kind dat voor het eerst een piano hoort of een fiets ziet staan. Het begrijpt er helemaal niets van hoe het werkt, wat het moet doen, maar het kind voelt met zijn hele lichaam: dit wil ik, ik wil het proberen. Het overkwam mij met dat fluitje.. Zonder precies te weten waaraan ik begon. Wat kan het jou dan schelen dat er wat naar je wordt geroepen. Als ik me daarvan iets had aangetrokken, was ik er al tijdens die eerste wedstrijd mee gestopt. Zeker daar tussen al die Haagse voetballers, die nu eenmaal niet op hun mondje zijn gevallen. Overal commentaar op. En ze weten alles beter. Soms had je een medische encyclopedie nodig om ze te begrijpen.
Een paar weken later moest ik wel even slikken. Ik wilde meteen als scheidsrechter beginnen. Toen bleek dat ik drie maanden moest wachten om een scheidsrechterscursus te volgen. Dat begreep ik niet. De voetbalbond had ook toen al een scheidsrechterstekort.
Laten we het maar beschouwen als de eerste zure appel waar je doorheen moet bijten. Spelregelkennis, daarvan had ik in die eerste wedstrijd nog geen last.Misschien was het ook wel goed dat ik zonder enige voorbereiding aan die wedstrijd moest beginnen. Kon ik me ook nergens zenuwachtig over maken. En een voordeel was natuurlijk ook dat al die mannen op dat veld zelf konden bedenken dat ze me weinig mochten verwijten als er dingen fout gingen omdat ik op het laatste moment was opgetrommeld.
In de vijf minuten voordat de wedstrijd moest beginnen, had ik geen tijd meer om te bedenken hoe ik het zou aanpakken. Ik ben een mensenmens. Misschien is dat wel één van de voorwaarden om scheidsrechter te worden. Mijn hele leven heb ik het belangrijk gevonden om tussen de mensen te zijn. Daartussen voel ik mij het prettigst. Op zo’n voetbalveld ben je dat natuurlijk heel erg letterlijk.
Daaruit haal ik plezier, dus dat straalde op het veld ook van mij af. Af en toe herken ik op de velden zo’n man die met het goede gevoel de leiding neemt. Op een vroege zondagmorgen, ergens op veld vier, stapt er dan eentje op zo’n manier het veld op dat je meteen denkt: die heeft er plezier in. Zijn lichaamstaal is in orde, zijn hele voorkomen straalt enthousiasme en plezier uit. Hij sjokt niet het veld op, maar komt in een looppas aanzetten, hij gaat de netten controleren, kijkt of de lijnen in orde zijn, keurt de penaltystip, hij heeft een bal én een reservebal. En hij is natuurlijk de tossmunt en de, nu eenmaal nodige, gele en rode kaarten niet vergeten.
Die uitstraling heeft effect op de 22 andere mensen op het veld. Een voetbalwedstrijd is als een machine, de scheidsrechter is daarin een radertje. Als die hapert, dan loopt de hele machine in de soep. Het plezier van de scheidsrechter blijkt uit de manier waarop hij leiding geeft; moet een vonk doen overslaan naar de spelers. Ook de coaches en het publiek kan hij daarmee beïnvloeden. Trek je niets aan van een slecht veld, incomplete of minder gemotiveerde teams of van het weer. Loop niet met een beteuterd gezicht als het regent of klaag niet als het te warm is.
Ik heb wel eens bij de F’jes de scheidsrechter met een paraplu zien lopen. Dan moet je het niet gek vinden als de kinderen ook gaan klagen over de regen. Denk aan het tegenovergestelde: het regent en jij stapt vrolijk het veld op.Moet je eens opletten wat voor effect dat heeft op de spelers.
En trouwens, tussen de druppels is het altijd droog....
Mario van der Ende